Copyright © 1995,1996,1997,1998,1999,2000 Tom Fawcett en Graham Chapman.
v4.0, april 2000
In dit document wordt beschreven hoe je eigen boot/root diskettes voor Linux te ontwerpen. Deze disks kunnen als rescue-disks worden gebruikt of om nieuwe systeemcomponenten te testen. Je zou redelijk bekend moeten zijn met systeembeheertaken voor je een poging gaat wagen je eigen bootdisk te bouwen. Zie Appendix A.1 als je slechts een rescue-disk voor noodgevallen wilt.
Het kan zijn dat dit document verouderd is. Als de datum op de titelpagina ouder is dan 6 maanden, kijk dan alsjeblieft op de Bootdisk-HOWTO homepage of er een recentere versie is. |
Alhoewel dit document in tekstvorm leesbaar zou moeten zijn, ziet het er in Postscript, PDF of HTML, vanwege de gebruikte typografische conventies veel beter uit.
Graham Chapman schreef de oorspronkelijke Bootdisk-HOWTO en hij ondersteunde het tot aan versie 3.1. Tom Fawcett begon als mede-auteur zo rond de tijd dat kernel v2 werd geïntroduceerd. Hij is de huidige beheerder van het document.
Deze informatie is bedoeld voor Linux op het Intel platform. Veel van deze informatie kan ook toepasbaar zijn voor Linux op andere processors, maar we hebben hiermee geen ervaring uit de eerste hand. Neem alsjeblieft contact met ons op als je ervaring hebt met bootdisks voor andere platformen.
Enige vrijwilligers?
Beschrijf (of link naar een ander document dat beschrijft) hoe andere op opstartbare disk lijkende dingen, zoals CDROM's, ZIP-disks en LS110-disks te maken.
Beschrijf hoe om te gaan met de zeer grote libc.so shared library's. De opties zijn voornamelijk om oudere, kleinere library's te krijgen of bestaande library's kleiner te krijgen.
Heranalyseer distributie-bootdisks en werk de sectie "Hoe de Pro's het doen" bij.
Verwijder de sectie die beschrijft hoe bestaande distributie-bootdisks bij te werken. Dit geeft gewoonlijk meer problemen dan het waard is.
Herschrijf/stroomlijn de sectie Probleemoplossing.
Ik verwelkom alle feedback, goed of slecht, over de inhoud van dit document. Ik/we heb(ben) mijn/onze best gedaan er zeker van te zijn dat de instructies en de informatie in dit document accuraat en betrouwbaar zijn. Laat het me alsjeblieft weten als je fouten vindt of als er iets ontbreekt. Geef alsjeblieft het versienummer van het document op waarnaar je refereert als je schrijft.
We bedanken de vele mensen die ons assisteerde met correcties en suggesties. Hun bijdragen hebben het veel beter gemaakt dan we het ooit alleen voor elkaar zouden kunnen hebben krijgen.
Stuur opmerkingen, correcties, en vragen naar de auteur via het bovenstaande e-mailadres. Het maakt me niet uit je proberen antwoord te geven op vragen, maar als je een specifieke vraag hebt over waarom je bootdisk niet werkt, lees dan alsjeblieft eerst de paragraaf Probleemoplossing .
Copyright © 1995,1996,1997,1998,1999,2000 door Tom Fawcett en Graham Chapman. Dit document mag onder de voorwaarden uiteengezet in de Linux Documentation Project Licentie worden gedistribueerd. Neem alsjeblieft contact op met de auteurs als het je niet lukt aan de licentie te komen.
Dit is vrije documentatie. Het wordt gedistribueerd in de hoop dat het van nut zal zijn, maar zonder enige garantie ; zelfs zonder de impliciete garantie van verkoopbaarheid of geschiktheid voor een bepaald doel.
Linux bootdisks zijn in een aantal situaties van nut, zoals bij het testen van een nieuwe kernel, het herstellen van een diskstoring (alles van een verloren bootsector tot een crash van de diskkoppen), het herstellen van een gedeactiveerd systeem, of het veilig bijwerken van kritieke systeembestanden, (zoals libc.so).
Er bestaan diverse manieren om aan bootdisks te komen:
Gebruik er één van een distributie, zoals Slackware. Hiervan zal je op z'n minst kunnen booten.
Gebruik een rescue-package om disks in te stellen die zijn ontworpen om te worden gebruikt als rescue-disks.
Leer wat nodig is voor ieder type disk en bouw dan je eigen disks.
In dit document wordt uitgegaan van een basiskennis van Linuxsysteembeheer concepten. Je zou bijvoorbeeld bekend moeten zijn met directory's, bestandssystemen en diskettes. Je zou moeten weten hoe mount en df te gebruiken. Je zou moeten weten waar de bestanden /etc/passwd en fstab voor zijn er hoe ze er uitzien. Je zou moeten weten dat de meeste opdrachten in deze HOWTO als root zouden moeten worden uitgevoerd.
Het vanaf het begin samenstellen van je eigen bootdisk kan gecompliceerd zijn. Als je de Linux FAQ en daaraan gerelateerde documenten, zoals de Linux Installation Guide niet hebt gelezen, doe je er beter aan niet te proberen bootdiskettes te bouwen. Als je slechts een bootdisk voor noodgevallen nodig hebt, is het veel eenvoudiger een voorgefabriceerd exemplaar te downloaden. Zie Appendix A.1, waar je deze kunt vinden.
Een bootdisk is eigenlijk een miniatuur, zelfbevattend Linux-systeem op een diskette. Het moet veel dezelfde functies verrichten die door een volledig Linux-systeem worden verricht. Voordat men zijn eigen bootdisk gaat bouwen, zou men de basis van het Linux bootproces moeten begrijpen. We presenteren je hier de basis, wat voldoende is voor het begrijpen van de rest van het document. Veel details en alternatieve opties zijn achterwege gelaten.
Alle PC-systemen starten het bootproces door code in ROM (in het bijzonder de BIOS) uit te voeren om de sector vanaf sector 0, cylinder 0 van de bootdisk te laden. De bootdisk is gewoonlijk de diskette in het eerste diskettestation (toegekend als A: in DOS en /dev/fd0 onder Linux). De BIOS probeert dan deze sector uit te voeren. Op de meeste opstartbare disks, bevat sector 0, cylinder 0 zowel:
code van een bootloader zoals LILO, die de kernel lokaliseert, het laadt en het uitvoert om de boot zuiver te starten als
de start van een besturingssysteem zoals Linux.
Als een Linux-kernel raw naar diskette is gekopieerd, zal de eerste sector de eerste sector van de Linux-kernel zelf zijn. Deze eerste sector zal het bootproces vervolgen door de rest van de kernel vanaf het bootdevice te laden.
Zodra de kernel volledig is geladen, neemt het een basisinitialisatie van devices door. Het probeert vervolgens een root bestandssysteem vanaf een device te laden en mounten. Een rootbestandssysteem is gewoon een bestandssysteem dat is gemount als ``/''. De kernel moet worden verteld waar naar het rootbestandssysteem te zoeken; als het daar geen laadbaar image kan vinden, stopt het.
In een aantal bootsituaties - vaak wanneer van diskette wordt geboot - wordt het rootbestandssysteem in ramdisk geladen, dit is RAM die door het systeem als een disk wordt benaderd. Er zijn twee redenen waarom het systeem naar ramdisk laadt. Ten eerste is RAM verscheidene malen sneller dan een diskette, dus de werking van het systeem is snel; en ten tweede kan de kernel een gecomprimeerd bestandssysteem vanaf de diskette laden en het in de ramdisk decomprimeren, waardoor het mogelijk is meer bestanden op de diskette te persen.
Als het rootbestandssysteem éénmaal is geladen en gemount, zie je een melding als:
VFS: Mounted root (ext2 filesystem) readonly. |
Hier vindt het systeem het programma init op het rootbestandssysteem (in /bin of /sbin) en voert het uit. init leest zijn configuratiebestand /etc/inittab in, zoekt naar een regel aangeduid met sysinit, en voert het in die regel genoemde script uit. Het sysinit script is gewoonlijk iets als /etc/rc of /etc/init.d/boot. Dit script bestaat uit een set shell-opdrachten waarmee basissysteemservices worden ingesteld, zoals:
Het op alle disks uitvoeren van fsck,
Het laden van de benodigde kernelmodules,
Het starten van swappen,
Het initialiseren van het netwerk,
Het mounten van de disks vermeld in fstab.
Dit script roept vaak diverse andere scripts aan voor de modulaire initialisatie. In bijvoorbeeld de structuur van SysVinit, bevat de directory /etc/rc.d/ een complexe structuur aan subdirectory's waarvan de bestanden specificeren hoe de meeste systeemservices te activeren of af te sluiten. Op een bootdisk is het sysinit-script echter vaak heel simpel.
Wanneer het sysinit-script klaar is, geeft het de controle terug aan init, die dan overgaat op het standaard runlevel, met het sleutelwoord initdefault gespecificeerd in inittab. In de regel met het runlevel wordt gewoonlijk een programma als getty gespecificeerd, welke verantwoordelijk is voor het afhandelen van communicaties op de console en tty's. Het is het getty programma welke de bekende ``login:'' prompt afdrukt. Het getty programma roept op zijn beurt het programma login aan om de loginvalidatie af te handelen en gebruikerssessies in te stellen.
Na het basisbootproces te hebben geïnspecteerd, kunnen we nu diverse daarbij betrokken soorten disks definiëren. We classificeren disks in vier typen. Bij de bespreking in dit gehele document maken we, tenzij anders aangegeven, gebruik van de term ``disk'' om naar diskettes te refereren, alhoewel het meeste net zo goed ook voor harddisks zou kunnen gelden.
Een disk met een kernel die kan worden geboot. De disk kan worden gebruikt om de kernel te booten, die dan een rootbestandssysteem op een andere disk kan laden. De kernel op een bootdisk moet gewoonlijk worden aangegeven waar het zijn rootbestandssysteem kan vinden.
Vaak laadt een bootdisk een rootbestandssysteem van een andere diskette, maar het is bij een bootdisk mogelijk het zo in te stellen dat het 't in plaats daarvan een rootbestandssysteem van een harddisk laadt. Dit wordt in het algemeen gedaan bij het testen van een nieuwe kernel (in feite zal ``make zdisk'' een dergelijke bootdisk automatisch vanuit de kernel sourcecode aanmaken).
Een disk met een bestandssysteem met bestanden die nodig zijn om een Linux-systeem te draaien. Een dergelijke disk hoeft niet noodzakelijkerwijs een kernel of een bootloader te bevatten.
Een rootdisk kan onafhankelijk van enig andere disk worden gebruikt, zodra de kernel is geboot. Gewoonlijk wordt de rootdisk automatisch naar een ramdisk gekopieerd. Dit maakt dat de rootdisk veel sneller te benaderen is, en het maakt het diskettestation vrij voor een utility-disk.
Een disk met zowel de kernel als een rootbestandssysteem. Met andere woorden, het bevat alles wat nodig is om te booten en een Linux-systeem zonder harddisk te draaien. Het voordeel van dit type disk is dat het compact is - alles wat nodig is op een enkele disk. De van alles geleidelijk toenemende grootte betekent echter dat het, zelfs met compressie, in toenemende mate moeilijker wordt alles op een enkele diskette te plaatsen.
Een disk met een bestandssysteem, maar het is niet bedoeld te worden gemount als een rootbestandssysteem. Het is een aanvullende gegevensdisk. Je zou dit type disk kunnen gebruiken om aanvullende utility's mee te vervoeren voor als je te veel hebt voor op je rootdisk.
In het algemeen bedoelen we wanneer we het hebben over ``het bouwen van een bootdisk'', het aanmaken van zowel de boot (kernel) als de root (bestanden). Ze mogen zowel samen (een enkele boot-/rootdisk) als apart (boot + rootdisks) voorkomen. De meest flexibele benadering voor rescue-disks is waarschijnlijk het gebruik van boot- en rootdiskettes, en één of meer utility-diskettes voor datgene wat te veel is voor op deze disks.
Het aanmaken van het rootbestandssysteem bestaat uit het selecteren van de bestanden die nodig zijn om het systeem te draaien. In deze sectie wordt beschreven hoe een gecomprimeerd rootbestandssysteem te bouwen. Een minder gebruikelijke optie bestaat uit het bouwen van een ongecomprimeerd bestandssysteem op een diskette dat direct als root wordt gemount; dit alternatief wordt beschreven in de paragraaf Niet-ramdisk rootbestandssystemen.
Op een rootbestandssysteem moet al datgene voorkomen wat nodig is om een volledig Linux-systeem te ondersteunen. Hiervoor moeten op de disk de minimum-vereisten voor een Linux-systeem worden opgenomen:
De basis bestandssysteemstructuuur,
Minimum set directory's: /dev, /proc, /bin, /etc, /lib, /usr, /tmp,
Basisset utility's: sh, ls, cp, mv, enz.,
Minimumset config bestanden: rc, inittab, fstab, enz.,
Devices: /dev/hd*, /dev/tty*, /dev/fd0, enz.,
Runtime library om in basisfuncties die door de utility's worden gebruikt te voorzien.
Uiteraard is ieder systeem pas dan van nut als je er iets onder kunt draaien, en een rootdiskette komt meestal alleen van pas als je iets kunt doen als:
Het controleren van een bestandssysteem op een andere disk, om bijvoorbeeld je rootbestandssysteem op een harddisk te controleren, moet je Linux van een andere disk kunnen booten, zoals je dat kan met een rootdiskettesysteem. Vervolgens kun je fsck dan uitvoeren op je oorspronkelijke rootdisk terwijl het niet is gemount.
Het herstellen van je gehele of gedeeltelijke oorspronkelijke rootdisk vanaf een backup door gebruik te maken van archief- en compressie- utility's zoals cpio, tar, gzip en ftape.
We zullen beschrijven hoe een gecomprimeerd bestandssysteem op een ramdisk te bouwen. Het wordt zo genoemd omdat het op disk is gecomprimeerd en bij het booten op een ramdisk wordt gedecomprimeerd. Met een gecomprimeerd bestandssysteem kunnen er veel bestanden (bij benadering zes megabyte) op een standaard 1440K diskette. Omdat het bestandssysteem veel groter is dan een diskette, kan het niet op de diskette worden gebouwd. We moeten het elders bouwen, het comprimeren, en dan naar diskette kopiëren.
Om een dergelijk rootbestandssysteem te bouwen, heb je een reserve device nodig welke groot genoeg is alle bestanden voor compressie te bevatten. Je hebt een device nodig dat capabel is om ongeveer vier megabyte te bevatten. Je hebt verscheidene keuzes:
Gebruik een ramdisk (DEVICE = /dev/ram0). In dit geval wordt geheugen gebruikt om een diskette te simuleren. De ramdisk moet groot genoeg zijn voor een bestandssysteem van passende grootte. Controleer je configuratiebestand (/etc/lilo.conf) op een regel als RAMDISK = nnn waarmee het maximum RAM dat in beslag kan worden genomen door een ramdisk als je gebruik maakt van LILO. De standaardwaarde is wat voldoende zou moeten zijn. Het is beter niet te proberen een dergelijke ramdisk te gebruiken op een computer met minder dan 8MB RAM. Controleer voor de zekerheid of je een device hebt als /dev/ram0, /dev/ram of /dev/ramdisk. Als dit niet zo is, maak /dev/ram0 dan aan met mknod (major nummer 1, minor 0).
Als je een ongebruikte harddiskpartitie hebt die groot genoeg is (verscheidene megabytes) dan is dit acceptabel.
Gebruik een loopback device, waarmee het mogelijk is een diskbestand als een device te laten fungeren. Door gebruik te maken van een loopback-device kun je op je harddisk een bestand van drie megabyte aanmaken en er het bestandssysteem op bouwen.
Typ man losetup voor instructies over het gebruik van loopback devices. Als je losetup niet hebt, kun je het samen met compatibele versies van mount en unmount verkrijgen vanuit het package util-linux in de directory ftp://ftp.win.tue.nl/pub/linux/utils/util-linux/.
Als je op je systeem geen loop-device (/dev/loop0 /dev/loop1, enz.) hebt, zal je het aan moeten maken met ``mknod /dev/loop0 b 7 0''. Zodra je deze speciale mount en umount binary's hebt geïnstalleerd, maak je op een hardisk met voldoende capaciteit een tijdelijk bestand aan (bv, /tmp/fsfile). Je kunt een opdracht gebruiken als:
dd if=/dev/zero of=/tmp/fsfile bs=1k count=nnn |
Gebruik hieronder dit bestand in plaats van DEVICE. Wanneer je een mount-opdracht aanroept, moet je de optie -o loop aan mount meegeven om aan te geven dat mount een loopback-device gebruikt. Bijvoorbeeld:
mount -o loop -t ext2 /tmp/fsfile /mnt |
Nadat je voor één van deze opties hebt gekozen, prepareer je het DEVICE met:
dd if=/dev/zero of=DEVICE bs=1k count=4096 |
Deze opdracht vult het device op met nullen.
Het device met nullen opvullen is van groot belang omdat het bestandssysteem later zal worden gecomprimeerd, dus alle ongebruikte delen zouden met nullen moeten worden opgevuld om een maximum compressie te bereiken. Houd dit feit in gedachten wanneer je bestanden vanaf je rootbestandssysteem verwijdert. Het bestandssysteem zal de blokken correct vrijgeven, maar het vult ze niet weer met nullen op. Als je veel verwijdert en kopieert, kan je gecomprimeerde bestandssysteem uiteindelijk veel groter worden dan nodig is. |
Maak vervolgens het bestandssysteem aan. De Linux-kernel herkent voor rootdisks twee typen bestandssystemen die automatisch naar ramdisk worden gekopieerd. Dit zijn minix en ext2, waarvan ext2 de voorkeur heeft. Als je ext2 gebruikt, vind je het wellicht handig de optie -i mee te geven om meer inodes dan de standaardwaarde op te geven; -i 2000 wordt aanbevolen zodat je geen inodes te kort komt. Als alternatief kun je op inodes besparen door veel van de onnodige /dev bestanden te verwijderen. mke2fs zal op een 1.44Mb diskette standaard 360 inodes aanmaken. Ik merkte dat 120 inodes op mijn huidige rescue rootdiskette ruim voldoende is, maar als je alle devices in de directory /dev opneemt, dan zal het de 360 makkelijk overschrijden. Het gebruik van een gecomprimeerd rootbestandssysteem maakt een groter bestandssysteem mogelijk, en vandaar standaard meer inodes, maar mogelijk moet je toch het aantal bestanden nog verminderen of het aantal inodes verhogen.
Dus de opdracht die je gaat gebruiken, ziet er ongeveer zo uit:
mke2fs -m 0 -i 2000 DEVICE |
(Als je van een loopback-device gebruik maakt, moet DEVICE worden vervangen door het diskbestand).
De opdracht mke2fs zal automatisch de beschikbare ruimte detecteren en zichzelf dienovereenkomstig configureren. De parameter ``-m 0'' voorkomt dat er ruimte voor root wordt gereserveerd, en daardoor blijft er meer bruikbare ruimte op de disk over.
Mount dan het device:
mount -t ext2 DEVICE /mnt |
Hier is een redelijke minimumset directory's voor je rootbestandssysteem [1]:
/dev -- Devices, vereist voor I/O
/proc -- Directory stub vereist voor het proc-bestandssysteem
/etc -- Systeemconfiguratiebestanden
/sbin -- Kritieke systeembinary's
/bin -- Essentiële binary's die worden aangemerkt als onderdeel van het systeem
/lib -- Shared library's om te voorzien in run-time support
/mnt -- Een mountpoint voor het beheer van andere disks
/usr -- Extra utility's en applicaties
Drie van deze directory's zullen op het rootbestandssysteem leeg zijn, dus ze hoeven alleen met mkdir te worden aangemaakt. De directory /proc is eigenlijk een stub waaronder het proc-bestandssysteem wordt geplaatst. De directory's /mnt en /usr zijn slechts mountpoints voor gebruik nadat het boot/root systeem draait. Vandaar nogmaals, hoeven deze directory's alleen te worden aangemaakt.
De overblijvende vier directory's worden in de volgende secties beschreven.
Een /dev directory met voor alle devices een speciaal bestand om door het systeem te worden gebruikt is voor ieder Linux-systeem verplicht. De directory zelf is een normale directory en deze kan met mkdir op de gebruikelijke wijze worden aangemaakt. De speciale bestanden voor de devices moeten echter op een speciale manier, met de opdracht mknod worden aangemaakt.
Er is echter een kortere weg. Kopieer de inhoud van je bestaande /dev directory, en verwijder die bestanden die je niet wilt. Het enige waar je op moet letten is dat je de speciale bestanden voor de devices kopieert met de optie -R. Hiermee zal de directory worden gekopieerd zonder dat er zal worden geprobeerd de inhoud van de bestanden te kopiëren. Zorg ervoor dat je de hoofdletter R gebruikt. De opdracht is:
cp -dpR /dev /mnt |
Als je het op een moeilijke manier wilt doen, gebruik je ls -l om de major en minor device-nummers voor de gewenste devices weer te geven, en maak je ze aan op de diskette met mknod.
Alhoewel de devices zijn gekopieerd, loont het de moeite na te kijken dat alle door jou benodigde devices op de rescue-diskette zijn geplaatst. ftape maakt bijvoorbeeld gebruik van tape devices, dus zal je alle tape devices moeten kopiëren als je van plan bent je floppy tapedrive vanaf de bootdisk te benaderen.
Voor ieder speciaal apparaatbestand is een inode vereist, en inodes kunnen zo nu en dan een schaarse bron vormen, vooral op diskette bestandssystemen. Het heeft daarom zin alle niet benodigde speciale bestanden voor de devices uit de directory /dev van de diskette te verwijderen. Als je bijvoorbeeld geen SCSI-disks hebt, kun je alle apparaatbestanden te beginnen met sd gerust verwijderen. Op vergelijkbare wijze kunnen alle apparaatbestanden beginnend met cua worden verwijderd, als je niet van plan bent je seriële poort te gaan gebruiken.
Zorg er in ieder geval voor dat je de volgende bestanden in deze directory opneemt: console, kmem, mem, null, ram0 en tty1. |
In deze directory staan belangrijke configuratiebestanden. Op de meeste systemen kunnen deze in drie groepen worden onderverdeeld:
Ten alle tijden vereist, b.v. rc, fstab, passwd.
Mogelijk nodig, maar niemand is daar al te zeker van.
Rommel die erin is geslopen.
ls -ltru |
Op mijn rootdiskettes heb ik het aantal configuratiebstanden onder de 15 weten te houden. Dit reduceert mijn werk tot 3 sets bestanden:
Degenen die ik voor een boot/root-systeem moet configureren:
rc.d/* -- systeem opstartscripts en scripts benodigd bij het wijzigen van het runlevel.
fstab -- lijst met te mounten bestandssystemen
inittab -- parameters voor het init-proces, het eerste proces dat bij de systeemstart wordt gestart.
Degenen die ik voor een boot/root-systeem op zou kunnen knappen:
passwd -- lijst met gebruikers, homedirectory's, enz.
group -- gebruikersgroepen.
shadow -- wachtwoorden van gebruikers. Wellicht dat je deze niet hebt.
termcap -- de terminal capaciteiten database.
Als beveiliging van belang is, dan zouden passwd en shadow moeten worden geoptimaliseerd om het kopiëren van gebruikerswachtwoorden van het systeem te voorkomen zodat ongewenste logins worden verworpen wanneer je vanaf een diskette boot.
Zorg ervoor dat in passwd om z'n minst root voorkomt. Als je van plan bent andere gebruikers in te laten loggen, zorg er dan voor dat de directory's en shells aanwezig zijn.
termcap, de terminal database is meestal verscheidene kilobytes groot. De versie die je op je boot-/rootdiskette gebruikt, zou zo moeten worden geoptimaliseerd, dat het slechts de te gebruiken termainal(s) bevat, wat gewoonlijk slechts het linux of linux-console veld is.
De rest. Ze zijn op het moment actief dus laat ik ze met rust.
Daarbuiten hoefde ik slechts twee bestanden te configureren en de inhoud daarvan is verbazingwekkend weinig.
In rc zou moeten staan:
#!/bin/sh /bin/mount -av /bin/hostname Kangaroo |
In fstab zou op z'n minst moeten staan:
/dev/ram0 / ext2 defaults /dev/fd0 / ext2 defaults /proc /proc proc defaults |
Je moet je inittab zodanig wijzigen dat de regel sysinit rc, of welk bootscript dan ook zal worden gebruikt, wordt uitgevoerd. Als je er tevens zeker van wilt zijn dat gebruikers niet in kunnen loggen via seriële poorten, plaats dan een commentaarteken voor alle velden met getty waarin een ttys of ttyS device aan het einde van de regel is opgenomen. Laat de tty poorten staan, zodat je op de console in kunt loggen.
Een minimaal inittab bestand ziet er als volgt uit:
id:2:initdefault: si::sysinit:/etc/rc 1:2345:respawn:/sbin/getty 9600 tty1 2:23:respawn:/sbin/getty 9600 tty2 |
Een aantal programma's kan niet naar elders worden verplaatst, omdat andere programma's hun lokaties hebben ingeprogrammeerd. Op mijn systeem bijvoorbeeld is in /etc/shutdown /etc/reboot ingeprogrammeerd. Als ik reboot naar /bin/reboot verplaats, en dan de opdracht shutdown aanroep, zal de uitvoering ervan mislukken omdat het 't bestand reboot niet kan vinden.
Kopieer voor de rest alle tekstbestanden plus alle uitvoerbare bestanden in de directory /etc waarvan je niet zeker bent of je ze niet nodig hebt. Raadpleeg als een leidraad de voorbeeldlisting in Aanhangsel C. Waarschijnlijk is het voldoende alleen die bestanden te kopiëren, maar systemen verschillen nogal, dus je kunt er niet zeker van zijn dat dezelfde set bestanden op je systeem equivalent is aan de bestanden in de lijst. De enige zekere methode is te beginnen bij inittab en alles uit te werken wat nodig is.
Op de meeste systemen wordt nu gebruik gemaakt van een /etc/rc.d/ directory waarin alle shell-scripts voor de verschillende runlevels staan. Het minimum is een enkel rc script, maar het kan eenvoudiger door gewoon het bestand inittab en de directory /etc/rc.d vanaf je bestaande systeem te kopiëren en de shell-scripts in de directory rc.d te ontdoen van verwerkingen die niet relevant zijn voor een systeemomgeving voor op diskette.
De directory /bin is een prima plaats voor extra utility's die je nodig hebt voor de uitvoering van basisbewerkingen, utility's zoals ls, mv, cat en dd. Zie Aanhangsel C voor een voorbeeldlijst met bestanden die in de directory's bin en /sbin worden geplaatst. Hierin zijn geen utility's opgenomen die nodig zijn om gegevens vanaf een backup terug te zetten, zoals cpio, tar en gzip. Dat komt doordat ik die op een aparte utility-diskette plaats, om ruimte te besparen op de boot-/rootdiskette. Zodra de boot-/rootdiskette is geboot, wordt het naar de ramdisk gekopieerd waarbij het diskettestaion vrijkomt om een andere diskette, de utility-diskette te kunnen mounten. Ik mount deze gewoonlijk als /usr.
De aanmaak van een utility-diskette wordt hierna beschreven in de paragraaf Bouwen van een utility-disk. Waarschijnlijk is het wenselijk een kopie van dezelfde versie backuputitily's, die worden gebruikt om de backups te schrijven, te beheren, zodat je geen tijd verspilt bij het proberen te installeren van versies die je backuptapes niet in kunnen lezen.
Verzeker je ervan dat je de volgende programma's opneemt: init, getty of equivalent, login, mount, een shell die capabel is voor het uitvoeren van je rc-scripts, een link vanuit sh naar je shell. |
In /lib plaats je de benodigde shared library's en loaders. Als de benodigde library's niet in de directory /lib worden gevonden dan zal het systeem niet kunnen booten. Als je geluk hebt, zie je wellicht een foutmelding over wat er aan de hand is.
Bijna ieder programma heeft op z'n minst de library libc, libc.so.N nodig; de N staat voor het huidige versienummer. Controleer je /lib directory. Het bestand libc.so.N is gewoonlijk een symlink naar een bestandsnaam met een volledig versienummer:
% ls -l /lib/libc* -rwxr-xr-x 1 root root 4016683 Apr 16 18:48 libc-2.1.1.so* lrwxrwxrwx 1 root root 13 Apr 10 12:25 libc.so.6 -> libc-2.1.1.so* |
In dit geval gebruik je libc-2.1.1.so. Om achter de andere library's te komen, neem je alle binaire bestanden door die je van plan bent op de diskette te plaatsen en controleer je daarvan de afhankelijkheden met ldd. Bijvoorbeeld:
% ldd /sbin/mke2fs libext2fs.so.2 => /lib/libext2fs.so.2 (0x40014000) libcom_err.so.2 => /lib/libcom_err.so.2 (0x40026000) libuuid.so.1 => /lib/libuuid.so.1 (0x40028000) libc.so.6 => /lib/libc.so.6 (0x4002c000) /lib/ld-linux.so.2 => /lib/ld-linux.so.2 (0x40000000) |
Een aantal library's is nogal groot en ze zullen niet zo gemakkelijk op je rootbestandssysteem passen. De hiervoor genoemde libc.so bijvoorbeeld is ongeveer 4 meg. Waarschijnlijk zal je library's moeten strippen wanneer je ze naar je rootbestandssysteem kopieert. Zie paragraaf Terugbrengen van de grootte van het rootbestandssysteem voor instructies.
In /lib moet je tevens een loader voor de library's opnemen. De loader zal óf ld.so (voor A.OUT library's, die niet langer algemeen zijn) óf ld-linux.so (voor ELF library's) zijn. Nieuwere versies van ldd vertellen je exact welke loader nodig is, zoals in het voorbeeld hiervoor, maar oudere versies mogelijk niet. Als je niet zeker weet welke je nodig hebt, pas dan de opdracht file toe op de library. Bijvoorbeeld:
% file /lib/libc.so.4.7.2 /lib/libc.so.5.4.33 /lib/libc-2.1.1.so /lib/libc.so.4.7.2: Linux/i386 demand-paged executable (QMAGIC), stripped /lib/libc.so.5.4.33: ELF 32-bit LSB shared object, Intel 80386, version 1, stripped /lib/libc-2.1.1.so: ELF 32-bit LSB shared object, Intel 80386, version 1, not stripped |
Kopieer de specifieke loader(s) die je nodig hebt naar het rootbestandssysteem dat je aan het bouwen bent. Library's en loaders zouden zorgvuldig moeten worden gecontroleerd met de opgenomen library's. Als de kernel een benodigde library niet kan laden, kan het zijn dat de kernel zonder foutmelding blijft hangen.
Mogelijk zijn er voor je systeem dynamisch laadbare library's nodig die niet zichtbaar zijn voor ldd. Als je hierin niet voorziet, kan het zijn dat je problemen krijgt bij het inloggen of het gebruiken van je bootdisk.
Als er op je systeem gebruik wordt gemaakt van PAM (Pluggable Authentication Modules), moet je er voorzieningen voor treffen op je bootdisk. Kort gezegd is PAM een geraffineerde modulaire methode voor de authenticatie van gebruikers en het beheren van de toegang tot de services voor gebruikers. Een eenvoudige manier om vast te stellen of je systeem gebruik maakt van PAM is ldd op het uitvoerbare bestand login toe te passen; als in de uitvoer libpam.so voorkomt, heb je PAM nodig.
Gelukkig heb je bij bootdisks gewoonlijk niets met beveiliging van doen aangezien iedereen die fysiek toegang heeft tot een computer, gewoonlijk alles kan doen wat hij/zij wil. Daarom kun je PAM effectief deactiveren door het aanmaken van een eenvoudig /etc/pam.conf bestand in je rootbestandssysteem dat er ongeveer zo uitziet:
OTHER auth optional /lib/security/pam_permit.so OTHER account optional /lib/security/pam_permit.so OTHER password optional /lib/security/pam_permit.so OTHER session optional /lib/security/pam_permit.so |
Deze configuratie staat iedereen toegang tot de bestanden en services op je computer toe. Als beveiliging op je bootdisk je om één of andere reden lief is, zal je de gehele of gedeeltelijke PAM setup van je harddisk naar je rootbestandssysteem moeten kopiëren. Lees de PAM documentatie zorgvuldig door, en kopieer alle benodigde library's in /lib/security naar je rootbestandssysteem.
Je moet tevens /lib/libpam.so op je bootdisk plaatsen. Maar dit wist je al aangezien je ldd op /bin/login toepaste, waarmee deze afhankelijkheid werd getoond.
Als je glibc (ala libc6) gebruikt, zal je voorzieningen moeten treffen voor name services anders zal je niet in kunnen loggen. Het bestand /etc/nsswitch.conf bestuurt database lookups voor diverse services. Als je van plan bent services vanaf het netwerk te benaderen (bv, DNS of NIS lookups) dan moet je een eenvoudig nsswitch.conf bestand prepareren dat er ongeveer zo uitziet:
passwd: files shadow: files group: files hosts: files services: files networks: files protocols: files rpc: files ethers: files netmasks: files bootparams: files automount: files aliases: files netgroup: files publickey: files |
Als je van plan bent het netwerk vanaf je bootdisk te benaderen, wil je misschien een nauwgezetter bestand nsswitch.conf aanmaken. Zie de nsswitch manpage voor details. Je moet een bestand /lib/libnss_ service.so.1 opgeven voor iedere service die je specificeert.
Als je een modulaire kernel hebt, overweeg dan welke modules je na het booten vanaf je bootdisk wilt laden. Wellicht dat je ftape en zftape modules op wilt nemen als je backuptapes op floppytape zijn, modules voor SCSI-devices als je ze hebt, en mogelijk modules voor PPP of SLIP ondersteuning als je het net in noodgeval wilt benaderen.
Deze modules kunnen in /lib/modules worden geplaatst. Je zou ook insmod, rmmod en lsmod op moeten nemen. En afhankelijk van of je modules automatisch wilt laden, ook modprobe, depmod en swapout. Als je kerneld gebruikt, neem het dan samen met /etc/conf.modules op.
Het belangrijkste voordeel bij het gebruik van modules is echter dat je niet kritieke modules naar een utility-disk kunt verplaatsen en ze kunt laden wanneer ze nodig zijn. Dus gebruik je minder ruimte op je rootdisk. Als je met veel verschillende devices te maken hebt, heeft deze benadering de voorkeur in vergelijking met het bouwen van één zeer grote kernel met veel ingebouwde drivers.
Om een gecomprimeerd ext2 bestandssysteem te kunnen booten, moet je ramdisk en ext2 ondersteuning hebben ingebouwd. Ze kunnen niet als modules worden toegevoegd. |
Een aantal systeemprogramma's, zoals login, produceert foutmeldingen als het bestand /var/run/utmp en de directory /var/log niet voorkomen. Dus:
mkdir -p /mnt/var/{log,run{ touch /mnt/var/run/utmp |
Nadat je tenslotte alle benodigde library's hebt ingesteld, pas je ldconfig toe op /etc/ld.so.cache op het rootbestandssysteem opnieuw aan te maken. De cache vertelt de loader waar het de library's vindt. Roep de volgende opdrachten aan voor het opnieuw maken van ld.so.cache:
chdir /mnt; chroot /mnt /sbin/ldconfig |
Zodra je klaar bent met het construeren van het rootbestandssysteem, unmount je het, kopieer je het naar een bestand en comprimeer je het:
umount /mnt
dd if=DEVICE bs=1k | gzip -v9 > rootfs.gz |
Je hebt nu een compleet gecomprimeerd rootbestandssysteem. De volgende stap bestaat uit het samenstellen of uitkiezen van een kernel. In de meeste gevallen is het mogelijk je huidige kernel te kopiëren en daarmee vanaf diskette te booten. Er kunnen echter situaties zijn dat je een aparte kernel wenst te bouwen.
Één reden is de omvang. Als je een enkele boot-/rootdiskette aan het bouwen ben, zal de kernel één van de grootste bestanden op de diskette zijn, dus zal je de grootte van de kernel zoveel mogelijk willen beperken. Bouw het met een minimumset aan faciliteiten die nodig is om het gewenste systeem te ondersteunen. Dit betekent alles achterwege laten wat je niet nodig hebt. Netwerkondersteuning is prima achterwege te laten, als ook de ondersteuning voor eventuele diskettestations en andere drivers voor apparaten die je niet nodig hebt als je je boot-/rootsysteem draait. Zoals eerder uiteengezet, moet de ondersteuning voor de ramdisk en ext2 in je kernel zijn ingebouwd.
Je zal uit moeten werken wat erin terug te plaatsen als je een minimum set faciliteiten hebt uitgewerkt om in een kernel op te nemen. Waarschijnlijk het meest algemene gebruik voor een boot-/rootdiskette zou zijn een systeem voor het bestuderen en herstellen van een beschadigd rootbestandssysteem, en hiervoor heb je wellicht kernelondersteuning nodig. Als bijvoorbeeld je backups allen op tape worden bewaard door gebruik te maken van Ftape om je tapedrive te benaderen, dan zal het niet mogelijk zijn vanaf je backuptapes een herstelprocedure uit te voeren als je je huidige rootdrive en drives met Ftape kwijtraakt. Je zal Linux opnieuw moeten installeren, en ftape moeten downloaden en installeren om vervolgens je backups opnieuw in proberen te lezen.
Waar het hierom gaat is dat welke I/O ondersteuning je ook aan je kernel hebt toegevoegd voor de ondersteuning van backups, dit ook in je boot/root kernel moet worden toegevoegd.
De procedure voor het werkelijk bouwen van de kernel is beschreven in de documentatie die met de kernel wordt geleverd. Het is tamelijk eenvoudig te volgen, dus begin door het kijken in /usr/src/linux. Als je bij het bouwen van een kernel problemen ondervindt, zou je eigenlijk niet moeten proberen boot/root systemen te bouwen. Denk eraan de kernel met ``make zImage'' te comprimeren.
Je hebt nu een kernel en een gecomprimeerd rootbestandssysteem. Controleer de grootte als je een boot-/rootdisk aan het maken bent om er zeker van te zijn dat ze beiden op één disk passen. Controleer het rootbestandssysteem als je er zeker van wilt zijn dat het op een enkele diskette past als je een uit twee disks bestaande boot+root set aan het maken bent.
Je zou een beslissing moeten nemen of je LILO wilt gebruiken om de bootdiskkernel te booten. Het alternatief is de kernel direct naar de diskette te kopiëren en zonder LILO te booten. Het voordeel van het gebruik van LILO is dat het je de mogelijkheid biedt een aantal parameters aan de kernel op te geven die mogelijk nodig zijn om je hardware te initialiseren. (Controleer het bestand /etc/lilo.conf op je systeem. Als het bestaat en er een regel als ``append=...''in voorkomt, heb je het waarschijnlijk nodig). Het nadeel van het gebruik van LILO is dat het bouwen van de bootdisk wat gecompliceerder is en wat meer ruimte in beslag neemt. Je zal een klein apart bestandssysteem in moeten stellen, wat we het kernelbestandssysteem zullen noemen, waarnaar we de kernel en een paar andere bestanden die LILO nodig heeft, zullen transporteren.
Lees verder als je LILO gaat gebruiken en als je de kernel direct gaat transporteren dan ga je verder met de paragraaf Transporteren van de kernel zonder LILO.
Het eerste wat je moet doen is een klein configuratiebestand voor LILO aanmaken. Het zal er ongeveer zo uit moeten komen te zien:
boot =/dev/fd0 install =/boot/boot.b map =/boot/map read-write backup =/dev/null compact image = KERNEL label = Bootdisk root =/dev/fd0 |
Bewaar dit bestand als bdlilo.conf.
Je zal nu een klein bestandssysteem aan moeten maken, wat we een kernelbestandssysteem zullen noemen, om het te onderscheiden van het rootbestandssysteem.
Zoek als eerste uit hoe groot het bestandssysteem zal moeten zijn. Neem de omvang van je kernel in blokken (de grootte weergegeven door ``ls -l KERNEL'' gedeeld door 1024 en afgerond naar boven) en tel hier 50 bij op. Vijftig blokken is bij benadering de ruimte die nodig is voor inodes plus nog wat andere bestanden. Je kunt dit aantal exact berekenen of gewoon 50 gebruiken. Als je een uit twee disks bestaande set gebruikt, kun je de ruimte net zo goed ruim nemen aangezien de kernel toch alleen voor de kernel wordt gebruikt. Noem dit aantal KERNEL_BLOCKS.
Plaats een diskette in de drive (ter vereenvoudiging gaan we uit van /dev/fd0) en maak hier een ext2 kernelbestandssysteem op aan:
mke2fs -i 8192 -m 0 /dev/fd0 KERNEL_BLOCKS |
mount /dev/fd0 /mnt rm -rf /mnt/lost+found mkdir /mnt/{boot,dev} |
Maak dan de devices /dev/null en /dev/fd0. Je kunt in plaats van het opzoeken van de devicenummers, ze vanaf je harddisk kopiëren door gebruik te maken van -R:
cp -R /dev/{null,fd0} /mnt/dev |
cp /boot/boot.b /mnt/boot |
cp bdlilo.conf KERNEL /mnt |
lilo -v -C bdlilo.conf -r /mnt |
total 361 1 -rw-r--r-- 1 root root 176 Jan 10 07:22 bdlilo.conf 1 drwxr-xr-x 2 root root 1024 Jan 10 07:23 boot/ 1 drwxr-xr-x 2 root root 1024 Jan 10 07:22 dev/ 358 -rw-r--r-- 1 root root 362707 Jan 10 07:23 vmlinuz boot: total 8 4 -rw-r--r-- 1 root root 3708 Jan 10 07:22 boot.b 4 -rw------- 1 root root 3584 Jan 10 07:23 map dev: total 0 0 brw-r----- 1 root root 2, 0 Jan 10 07:22 fd0 0 crw-r--r-- 1 root root 1, 3 Jan 10 07:22 null |
Maak je geen zorgen als de bestandsgroottes bij jou iets anders uitpakken.
Laat de diskette nu in het diskettestation en ga naar de paragraaf Instellen van het ramdisk word.
Transporteer de kernel met de opdracht dd als je LILO niet gebruikt:
% dd if=KERNEL of=/dev/fd0 bs=1k 353+1 records in 353+1 records out |
Stel het rootdevice zo in dat het de diskette zelf is, en stel de root dan in dat het read/write zal worden geladen:
rdev /dev/fd0 /dev/fd0 rdev -R /dev/fd0 0 |
Binnenin de kernelimage bevindt zich het ramdisk word waarin wordt aangegeven waar het rootbestandssysteem is te vinden, plus nog wat andere opties. Het word kan worden benaderd en ingesteld via de rdev opdracht, en de inhoud ervan wordt als volgt geïnterpreteerd:
Bit veld | Beschrijving |
---|---|
0-10 | Offset van start ramdisk, in 1024 byte blokken |
11-13 | ongebruikt |
14 | Vlag die aangeeft dat ramdisk wordt geladen |
15 | Vlag die aangeeft een melding te geven alvorens rootfs te laden |
Als bit 15 is ingesteld, zal tijdens de systeemstart worden aangegeven een nieuwe diskette in het diskettestation te plaatsen. Dit is nodig voor een uit twee disks bestaande bootset.
Er zijn twee situaties, afhankelijk van of je een enkele boot-/rootdiskette aan het bouwen bent, of een dubbele ``boot+root'' disketteset.
Als je een enkele disk aan het bouwen bent, zal het gecomprimeerde rootbestandssysteem direct achter de kernel worden geplaatst, dus zal de offset het eerste vrije blok zijn (wat hetzelfde zou moeten zijn als KERNEL_BLOCKS). Bit 14 zal op 1 zijn gezet, en bit 15 op nul. Stel bijvoorbeeld dat je een enkele disk aan het bouwen bent en dat het rootbestandssysteem begint op blok 253 (decimaal). De waarde van het ramdisk word zou 253 (decimaal) moeten zijn met bit 14 op 1 gezet en bit 15 op 0. Voor het berekenen van de waarde kun je de decimale waarden eenvoudigweg bijelkaar optellen. 253 + (2^14) = 253 + 16384 = 16637. Als je het niet geheel begrijpt waar dit nummer vandaan komt, tik het dan in op een wetenschappelijke rekenmachine en converteer het naar binair.
Als je een diskset bestaande uit twee disks aan het bouwen bent, zal het rootbestandssysteem beginnen op blok nul van de tweede disk, dus zal de offset nul zijn. Bit 14 zal op 1 zijn gezet en bit 15 op 1. De decimale waarde zal in dit geval 2^14 + 2^15 = 49152 zijn.
Stel na het zorgvuldig te hebben berekend van de waarde voor het ramdisk word het in met rdev -r. Wees er zeker van de decimale waarde te gebruiken. Het argument aan rdev zou hier het gemounte kernel path,b.v. /mnt/vmlinuz moeten zijn als je LILO gebruikte; als je in plaats daarvan de kernel met dd kopieerde, gebruik je de naam van het diskettedevice (b.v., /dev/fd0).
rdev -r KERNEL_OR_FLOPPY_DRIVE VALUE |
Bij gebruik van LILO unmount je nu de diskette.
De laatste stap bestaat uit het transporteren van het rootbestandssysteem.
Als het rootbestandssysteem op dezelfde disk zal worden geplaatst als de kernel, dan transporteer je het met behulp van dd met de optie seek, waarmee wordt opgegeven hoeveel blokken over te slaan:
dd if=rootfs.gz of=/dev/fd0 bs=1k seek=KERNEL_BLOCKS |
Als het rootbestandssysteem op een tweede disk zal worden geplaatst, verwijder je de eerste diskette, doe je de tweede diskette in het diskettestation, en transporteert dan het rootbestandssysteem naar deze diskette:
dd if=rootfs.gz of=/dev/fd0 bs=1k |
Gefeliciteerd, je bent klaar!
Test een bootdisk altijd voordat je het opzij legt voor een noodgeval. Lees verder als het niet lukt ervan te booten. |
Bij het bouwen van bootdisks, zal het systeem bij de eerste pogingen waarschijnlijk niet booten. De algemene benadering bij het bouwen van een rootdisk is componenten vanuit je bestaande systeem te assembleren, en het op een diskette gebaseerd systeem te krijgen tot op het punt waar het berichten op de console weergeeft. Zodra het éénmaal met je begint te communiceren, is het halve leed geleden omdat je dan kunt zien waar het problemen mee heeft en kun je individuele problemen herstellen net zolang tot het systeem soepel werkt. Als het systeem zonder verklaring hangt, kan het uitzoeken van de oorzaak moeilijk zijn. Om een systeem geboot te krijgen tot die fase waarin het met je zal communiceren, is het vereist dat verscheidene componenten aanwezig zijn en dat deze correct zijn geconfigureerd. De aanbevolen procedure voor het onderzoeken van het probleem waar het systeem niet met je zal communiceren is als volgt:
Mogelijk zie je een melding als:
Kernel panic: VFS: Unable to mount root fs on XX:YY |
Als je foutmeldingen ziet als:
end_request: I/O error, dev 01:00 (ramdisk), sector NNN |
Ramdisk driver initialized : 16 ramdisks of 4096K size |
Controleer of de rootdisk echt die directory's bevat waarvan je denkt dat ze erop voorkomen. Het is heel eenvoudig op het onjuiste niveau iets te kopiëren, waardoor je op je rootdisk uiteindelijk uitkomt met iets als /rootdisk/bin in plaats van /bin.
Controleer of er een /lib/libc.so voorkomt met dezelfde link die in je /lib directory op je harddisk staat.
Controleer of alle symbolische links in je /dev directory van je bestaande systeem ook voorkomen op je rootbestandssysteem op de diskette, waar die links naar devices verwijzen die je op je rootdiskette hebt opgenomen. In het bijzonder zijn in veel gevallen de /dev/console links essentieel.
Controleer of je de bestanden /dev/tty1, /dev/null, /dev/zero, /dev/mem, /dev/ram en /dev/kmem niet bent vergeten.
Controleer je kernelconfiguratie -- ondersteuning voor alle bronnen die nodig zijn tot op het punt van inloggen mogen geen modules zijn, maar zijn ingebouwd. Dus ondersteuning voor een ramdisk en ext2 moeten zijn ingebouwd.
Controleer of je kernel rootdevice en ramdisk instellingen correct zijn.
Nu we deze algemene aspecten éénmaal hebben gehad, zijn hier nog een aantal specifieke bestanden te controleren:
Zorg ervoor dat init is opgenomen als /sbin/init of /bin/init. Wees er zeker van dat het uitvoerbaar is.
Voer ldd init uit om te controleren op de library's van init. Gewoonlijk is dit slechts libc.so, maar controleer het toch maar. Zorg ervoor dat je de benodigde library's en loaders hebt ingesloten.
Verzeker je jezelf ervan dat je de juiste loader voor je library's hebt -- ld.so voor a.out of ld-linux.so voor ELF.
Controleer /etc/inittab op het bestandssysteem van je bootdisk op aanroepen naar getty (of een op getty-lijkend programma, zoals agetty, mgetty of getty_ps). Controleer deze tweemaal met inittab op je harddisk. Controleer de manpages van het te gebruiken programma om er zeker van te zijn dat deze zin hebben. inittab is mogelijk het lastigste onderdeel omdat de syntax en inhoud ervan afhangen van het in gebruik zijnde init programma en de aard van het systeem. De enige manier om het aan te pakken is de manpages van init en inittab lezen en exact uit te werken wat je bestaande systeem doet wanneer het boot. Controleer voor de zekerheid of /etc/inittab een systeeminitialisatie-entry heeft. Hierin zou een opdracht moeten staan voor het uitvoeren van het systeem initialisatiescript, dat voor moet komen.
Pas net als bij getty ldd toe op getty om te zien wat het nodig heeft, en zorg ervoor dat de benodigde library bestanden en loaders in je rootbestandssysteem zijn opgenomen.
Wees er zeker van dat je een shell-programma hebt ingesloten (b.v., bash of ash) welke al je rc-scripts kan uitvoeren.
Als je een /etc/ld.so.cache bestand op je rescue-disk hebt, maak het dan opnieuw aan.
Als init start, maar je een melding krijgt als:
Id xxx respawning too fast: disabled for 5 minutes |
Als je een loginprompt krijgt en je een geldige loginnaam invoert, maar het systeem vraagt je onmiddellijk daarna om nog een andere loginnaam, kan het probleem te maken hebben met PAM of NSS. Zie paragraaf Voorziening voor PAM en NSS. Het probleem kan ook zijn dat je shadow passwords gebruikt en /etc/shadow niet naar je bootdisk kopieerde.
Als je één of ander uitvoerbaar bestand, zoals df probeert uit te voeren, wat zich op je rescue-disk bevindt, maar het levert je een bericht op als: df: not found, controleer dan op twee zaken: (1) Verzeker je ervan dat de directory met het binaire bestand zich in je PATH bevindt, en (2) zorg ervoor dat de library's (en loaders) die het programma nodig heeft er zijn.
Soms is een rootbestandssysteem zelfs na compressie te groot voor op een diskette. Hier zijn een aantal manieren om de grootte van het bestandssysteem terug te brengen:
Verhoog de dichtheid van de diskette. Standaard worden diskette op 1440K geformatteerd, maar er zijn hogere dichtheidsformaten beschikbaar. fdformat kan disks met de volgende omvang formatteren: 1600, 1680, 1722, 1743, 1760, 1840, en 1920. De meeste 1440K diskettestations ondersteunen 1722K, en dit is wat ik altijd voor bootdisks gebruik. Zie de manpage van fdformat en /usr/src/linux/Documentation/devices.txt.
Vervang je shell. Een aantal populaire shells voor Linux, zoals bash en tcsh, is nogal groot en deze shells vereisen veel library's. Er zijn lichtgewicht alternatieven, zoals ash, lsh, kiss en smash, die heel wat kleiner zijn en waarvoor minder (of geen) library's nodig zijn. De meeste vervangende shells zijn beschikbaar vanaf http://metalab.unc.edu/pub/Linux/system/shells/. Zorg er in ieder geval voor dat de shell die je kiest de opdrachten in alle rc bestanden op je bootdisk uit kan voeren.
Strip library's en binary's. Veel library's en binary's worden met debugging informatie gedistribueerd. Als dit zo is krijg je als uitvoer ``not stripped'' als je op deze bestanden de opdracht file toepast. Bij het kopiëren van binary's naar je rootbestandssysteem, is het een goede gewoonte gebruik te maken van:
objcopy --strip-all FROM TO |
Gebruik bij het kopiëren van library's strip-debug in plaats van strip-all. |
Als je bij het aanmaken van het rootbestandssysteem veel bestanden verplaatste of verwijderde, maak het dan opnieuw aan. Zie de NOOT HIERVOOR over het belang van het ontbreken van `dirty blocks' in het bestandssysteem.
Verplaats niet kritieke bestanden naar een utilitydisk. Als een aantal van je binary's na het booten of inloggen niet onmiddellijk nodig is, kun je ze naar een utilitydisk verplaatsen. Zie de paragraaf Bouwen van een utility-disk voor details. Je kunt ook in overweging nemen modules naar een utilitydisk te verplaatsen.
In paragraaf Bouwen van een rootbestandssysteem werden instructies gegeven voor het bouwen van een gecomprimeerd rootbestandssysteem die bij het booten van het systeem naar ramdisk wordt geladen. Deze methode heeft veel voordelen en wordt daarom vaak gebruikt. Op een aantal systemen kun je je dit echter niet permitteren vanwege de benodigde RAM, en moet het rootbestandssysteem direct vanaf de diskette worden gemount.
Dergelijke bestandssystemen zijn in wezen eenvoudiger aan te maken dan gecomprimeerde rootbestandssystemen, omdat ze op een diskette kunnen worden gebouwd in plaats van op één of ander ander device, en ze niet hoeven te worden gedecomprimeerd. We zullen deze procedure in zoverre ze verschilt van de instructies hiervoor uiteenzetten. Houd in gedachten dat als je hiervoor kiest je veel minder ruimte beschikbaar zal hebben.
Bereken hoeveel ruimte je beschikbaar zal hebben voor rootbestanden. Als je een enkele boot-/rootdisk aan het bouwen bent, moeten alle blokken voor de kernel plus alle blokken voor het rootbestandssysteem op één disk passen.
Maak met behulp van mke2fs een rootbestandssysteem op een diskette van de van toepassing zijnde grootte aan.
Stel het bestandssysteem samen zoals eerder werd beschreven.
Unmount het bestandssysteem en transporteer het naar een diskbestand als je klaar bent, maar comprimeer het niet.
Transporteer, zoals eerder beschreven, de kernel naar een diskette. Stel bit 14 in op nul bij het berekenen van het ramdisk word om aan te geven dat het rootbestandssysteem niet naar ramdisk moet worden geladen. Voer zoals eerder beschreven de opdracht rdev uit.
Transporteer het rootbestandssysteem als voorheen.
Er zijn verscheidene kortere wegen te bewandelen. Als je een uit twee disks bestaande set aan het bouwen bent, kun je het complete rootbestandssysteem direct op de tweede disk bouwen en is het niet nodig het tijdelijk naar een harddiskbestand te transporteren. Ook kun je een enkel bestandssysteem met de kernel, LILO bestanden en rootbestanden op de gehele disk bouwen als je een enkele boot-/rootdisk aan het bouwen bent en LILO gebruikt en als laatste stap gewoon LILO opstarten.
Het bouwen van een utility-disk is relatief gezien eenvoudig -- maak op een geformatteerde disk een bestandssysteem aan en kopieer er de bestanden naar. Mount het handmatig nadat het systeem is geboot bij gebruik met een bootdisk.
In de instructies hiervoor gaven we al aan dat de utility-disk als /usr zou kunnen worden gemount. In deze situatie zouden de binary's in de /bin directory op je utility-disk kunnen worden geplaatst, zodat het in je path plaatsen van /usr/bin ervoor zorgt dat ze kunnen worden benadert. Extra library's benodigd voor de binary's worden geplaatst in /lib op de utility-disk.
Er zijn bij het ontwerpen van een utility-disk een aantal aandachtspunten:
Plaats kritieke systeembinary's of library's niet op de utility-disk omdat het pas nadat het systeem is geboot te mounten zal zijn.
Je kunt een diskette en floppy tapedrive niet gelijktijdig benaderen. Dit betekent dat als je een floppy tapedrive hebt, je het niet zal kunnen benaderen als je utility-disk is gemount.
Toegang tot de bestanden op de utility-disk verloopt traag.
In de Aanhangsel D wordt een voorbeeld gegeven van bestanden op een utility-disk. Hier zijn een aantal ideeën betreft bestanden die je wellicht nuttig zal vinden: programma's voor het bestuderen en manipuleren van disks (format, fdisk) en bestandssystemen (mke2fs, fsck, debugfs, isofs.o), een lichtgewicht teksteditor (elvis, jove), comprimeer- en archiefutility's (gzip, bzip, tar, cpio, afio), tape utility's (mt, ftmt, tob, taper), communicatie utility's (ppp.o, slip.o, minicom) en utility's voor devices (setserial, mknod).
Misschien dat het je is opgevallen dat de bootdisks van belangrijke distributies, zoals Slackware, RedHat of Debian geraffineerder lijken dan wat in dit document is beschreven. Professionele distributie bootdisks zijn op dezelfde principes gebaseerd als hierin is uiteengezet, maar investeren in diverse truuks omdat hun bootdisks aanvullende vereisten hebben. Ten eerste moeten ze kunnen werken met een brede variëteit aan hardware, dus moet er een interactie met de gebruiker plaats kunnen vinden en moet het mogelijk zijn diverse devicedrivers te laden. Ten tweede moeten ze zodanig zijn geprepareerd dat ze met vele verschillende installatie-opties werken, met diverse graden van automatisering. Als laatste worden in de bootdisks van distributies gewoonlijk installatie en rescue mogelijkheden gecombineerd.
Op een aantal bootdisks wordt gebruik gemaakt van een mogelijkheid genaamd initrd (initiële ramdisk). Deze mogelijkheid werd zo rond 2.0.x geïntroduceerd en deze maakt het mogelijk een kernel in twee fasen te booten. Wanneer de kernel in de eerste fase boot, laadt het een initiële ramdisk image vanaf de disk. Deze initiële ramdisk is een rootbestandssysteem met een programma dat voor het echte root-fs wordt geladen. Dit programma inspecteert gewoonlijk de omgeving en/of vraagt de gebruiker diverse bootopties, zoals het device waarvan de echte rootdisk te laden, te selecteren. Het laadt extra modules die niet in de kernel zijn gebouwd. Wanneer dit initiële programma stopt, laadt de kernel het echte root-image in en wordt het booten normaal gecontinueerd. Zie voor verdere informatie over initrd het lokale bestand /usr/src/linux/Documentation/initrd.txt en ftp://elserv.ffm.fgan.de/pub/linux/loadlin-1.6/initrd-example.tgz
Hieronder volgen samenvattingen van hoe de installatiedisks van iedere distributie schijnen te werken, gebaseerd op het inspecteren van de bestreffende bestandssysteem en/of sourcecode. We kunnen niet garanderen dat deze informatie volledig accuraat is, of dat ze sinds de vermelde versies niet is gewijzigd.
Slackware (v.3.1) gebruikt een recht-door-zee LILO-boot vergelijkbaar met wat is beschreven in paragraaf Transporteren van de kernel met LILO. De Slackware bootdisk drukt een opstartmelding af (“Welcome to the Slackware Linux bootkernel disk! ”) door gebruik te maken van LILO's message parameter. Hiermee wordt de gebruiker geïnstrueerd zonodig een bootparameterregel in te voeren. Na het booten wordt een rootbestandssysteem geladen vanaf een tweede disk. De gebruiker roept een setup script aan waarmee de installatie wordt gestart. Slackware voorziet in vele verschillende kernels in plaats dat het gebruik maakt van een modulaire kernel en het hangt van de gebruiker af die kernel te selecteren die overeenkomt met zijn of haar hardwarebenodigdheden.
Ook RedHat (v.4.0) maakt gebruik van een LILO boot. Het laadt een gecomprimeerde ramdisk vanaf de eerste disk, waarbij een aangepast init programma wordt uitgevoerd. Dit programma ondervraagt naar drivers en laadt dan zonodig de extra bestanden vanaf een supplemental disk.
Debian (v.1.3) is waarschijnlijk het meest geraffineerd van de installatie disksets. Het maakt gebruik van de SYSLINUX loader om diverse laadopties te regelen, vervolgens gebruikt het een initrd image om de gebruiker door de installatie te leiden. Het blijkt van zowel een aangepaste init als een aangepaste shell gebruik te maken.
Antwoord: Zie paragraaf Probleemoplossing.
Antwoord: Zie paragraaf Hoe de pro's het doen.
Antwoord: De eenvoudigste manier is door aan een Slackware kernel vanaf je dichtsbijzijnde mirrorsite te komen. Slackware kernels zijn algemene kernels die voor zoveel mogelijk devices drivers op proberen te nemen, dus als je een SCSI- of IDE-controller hebt, bestaat de kans dat er een driver voor in de Slackware kernel is opgenomen.
Ga naar de directory a1 en selecteer, afhankelijk van het type controller dat je hebt, een IDE- of SCSI-kernel. Controleer het bestand xxxxkern.cfg voor de geselecteerde kernel om te bezien welke drivers in die kernel zijn opgenomen. Als het gewenste device in de lijst voorkomt, dan zou je met de corresponderende kernel je computer moeten kunnen booten. Download het bestand xxxxkern.tgz en kopieer het naar je bootdiskette zoals werd beschreven in de sectie over het maken van bootdisks.
Vervolgens moet je met behulp van de opdracht rdev zImage het rootdevice in de kernel controleren. Als deze niet hetzelfde is als het gewenste rootdevice, gebruik je rdev om het te wijzigen. De kernel die ik bijvoorbeeld probeerde was ingesteld op /dev/sda2, maar mijn root SCSI-partitie bevindt zich op /dev/sda8. Om het op een rootdiskette te gebruiken, zou je de opdracht rdev zImage /dev/fd0 uit moeten voeren.
Als je bovendien wilt weten hoe je een Slackware rootdisk in wilt stellen, dan raad ik je aan hiervoor de Linux Install Guide te lezen of aan de Slackware distributie te komen want dat valt buiten het kader van deze HOWTO. Zie in deze HOWTO de sectie getiteld ``Referenties''.
Antwoord: De gemakkelijkste manier is het bestandssysteem vanaf de rootdisk terug naar het eerder gebruikte DEVICE te kopiëren (zie paragraaf Aanmaken van het bestandssysteem). Mount vervolgens het bestandssysteem en maak de wijzigingen. Je zal moeten onthouden waar je rootbestandssysteem begon en hoeveel blokken het in beslag nam:
dd if=/dev/fd0 bs=1k skip=ROOTBEGIN count=BLOCKS | gunzip > DEVICE mount -t ext2 DEVICE /mnt |
Antwoord: Dit is niet echt een Bootdisk onderwerp, maar het wordt vaak gevraagd. Onder Linux doe je het volgende:
/sbin/lilo -u |
Je kunt ook gebruik maken van de opdracht dd waarbij je de door LILO opgeslagen backup naar de bootsector kopieert. Raadpleeg hiervoor de LILO documentatie als je het op deze manier wilt doen.
Onder DOS en Windows kun je de volgende DOS-opdracht gebruiken:
FDISK /MBR |
Antwoord: Als je geen bootdisk meer bij de hand hebt, is de eenvoudigste methode vermoedelijk voor te zorgen dat je aan een Slackware kernel voor je type diskcontroller (IDE of SCSI) komt zoals hiervoor werd beschreven in ``Hoe maak ik een bootdisk met een XXX driver?''. Je kunt je computer dan met behulp van deze kernel booten en vervolgens de opgelopen schade repareren.
Het kan zijn dat het rootdevice in deze kernel niet op het gewenste disktype en partitie is ingesteld. De algemene kernel van Slackware bijvoorbeeld heeft het rootdevice op /dev/sda2 ingesteld, terwijl mijn Linux rootpartitie op /dev/sda8 voorkomt. In dit geval zal het rootdevice in de kernel moeten worden gewijzigd.
Je kunt het root-device en de instellingen voor de ramdisk in de kernel nog steeds wijzigen zelfs al heb je alleen een kernel en een ander besturingssysteem zoals DOS.
rdev wijzigt de instellingen van de kernel door de waarden op vaste offsets in het kernelbestand aan te passen, dus je kunt hetzelfde doen als je een hex-editor tot je beschikking hebt. -- je kunt hierbij bijvoorbeeld gebruik maken van de Norton Utilities Disk Editor onder DOS. Je moet dan op de volgende offsets te waarden in de kernel controleren en zonodig wijzigen:
HEX DEC DESCRIPTION 0x01F8 504 Low byte van RAMDISK word 0x01F9 505 High byte van RAMDISK word 0x01FC 508 Root minor device nummer - zie hieronder 0X01FD 509 Root major device nummer - zie hieronder |
De interpretatie van het ramdisk word werd hiervoor beschreven in paragraaf Instellen van het ramdisk word.
De major en minor devicenummers moeten worden ingesteld op het device waarop je het rootbestandssysteem wilt instellen. Een aantal nuttige waarden om te selecteren zijn:
DEVICE MAJOR MINOR /dev/fd0 2 0 1e diskettestation /dev/hda1 3 1 partitie 1 op 1e IDE-drive /dev/sda1 8 1 partitie 1 op 1e SCSI-drive /dev/sda8 8 8 partitie 8 op 1e SCSI-drive |
Antwoord: Omdat magnetische media mettertijd verslechtert, zou je verscheidene kopieën van je rescuedisk moeten bewaren, voor het geval het origineel onleesbaar wordt.
De eenvoudigste wijze om kopieën van een diskette te maken, waaronder opstartbare en utility-diskettes, is gebruik te maken van de opdracht dd om de inhoud van de oorspronkelijke diskette naar een bestand op je harddisk te kopiëren en dan dezelfde opdracht te gebruiken om het bestand terug naar een nieuwe diskette te kopiëren. Het is niet nodig de diskettes te mounten en je zou dit ook niet moeten doen, omdat dd gebruik maakt van de raw device interface.
Typ voor het kopiëren van het origineel de opdracht:
dd if=DEVICENAME of=FILENAME |
Voor het kopiëren van het resulterende bestand naar een nieuwe diskette, doe je de nieuwe diskette in het diskettestation en geef je de opdracht omgekeerd:
dd if=FILENAME of=DEVICENAME |
In de uitleg hierboven wordt ervan uitgegaan dat je slechts één diskettestation hebt. Als je er twee van hetzelfde type hebt, kun je de diskettes kopiëren met een opdracht als:
dd if=/dev/fd0 of=/dev/fd1 |
Antwoord: Als een diskdevice niet automatisch kan worden gedetecteerd moeten er aan de kernel met een opdracht device parameterstrings worden opgegeven, zoals:
aha152x=0x340,11,3,1 |
Door het iedere keer dat het systeem wordt geboot via LILO op de opdrachtregel in te voeren. Dit is echter nogal vervelend.
Met behulp van LILO's lock keyword om ervoor te zorgen dat de opdrachtregel als de standaard opdrachtregel wordt opgeslagen, zodat LILO iedere keer dat het boot dezelfde opties gebruikt.
Met behulp van de opdracht append= in het configuratiebestand van LILO. De parameterstring moeten worden omsloten door aanhalingstekens.
Een voorbeeld van een opdrachtregel met de hiervoor genoemde parameterstring die zou worden gebruikt, zou zijn:
zImage aha152x=0x340,11,3,1 root=/dev/sda1 lock |
Hiermee zou de parameterstring voor het device worden doorgegeven en zou de kernel ook worden gevraagd het rootdevice op /dev/sda1 in te stellen en de gehele opdrachtregel te bewaren en het voor alle toekomstige boots opnieuw te gebruiken.
Een voorbeeld van een APPEND opdracht is:
APPEND = “aha152x=0x340,11,3,1” |
De parameterstring moet op de opdrachtregel niet door aanhalingstekens worden omsloten, maar wel in de opdracht APPEND.
In de kernel moet de driver waarop de parameterstring betrekking heeft, zijn ingebouwd. Als dit niet zo is, dan is er niets wat er naar de parameterstring luistert, en zal je de kernel opnieuw moeten bouwen zodat het benodigde device erin is opgenomen. Ga naar /usr/src/linux en lees de README, de Linux FAQ en Installatie HOWTO voor het opnieuw bouwen van de kernel. Als alternatief kun je een algemene kernel voor het type disk ophalen en die installeren.
We raden je aan de LILO documentatie goed door te lezen voordat je met de LILO installatie gaat experimenteren. Onvoorzichtig gebruik van de BOOT opdracht kan partities beschadigen.
Antwoord: In een aantal situaties worden programmanamen in diverse utility's ingeprogrammeerd (hardcoded). Dit is niet altijd het geval, maar het geeft wel een verklaring waarom een uitvoerbaar bestand blijkbaar niet op je systeem kan worden gevonden zelfs al kun je zien dat het er is. Of een gegeven programma de naam van een andere programma heeft ingeprogrammeerd kun je achterhalen met behulp van de opdracht strings en door via een pipe de uitvoer door grep te laten gaan.
Bekende voorbeelden van hardcoding zijn:
In een aantal versies van shutdown is /etc/reboot hardcoded, dus moet reboot in de directory /etc worden geplaatst.
init heeft op z'n minst voor één persoon voor problemen gezorgd waarbij de kernel init niet kon vinden.
Verplaats de programma's óf naar de juiste directory, óf wijzig de configuratiebestanden (b.v. inittab) zodanig dat naar de juiste directory wordt verwezen. Plaats bij twijfel de programma's in dezelfde directory als waar ze op je harddisk staan, en gebruik dezelfde inittab en /etc/rc.d bestanden zoals die op je harddisk.
Antwoord: In die gevallen zal bij het booten een kernelmelding als de volgende worden weergegeven:
Ramdisk driver initialized : 16 ramdisks of 0K size |
Dit komt waarschijnlijk doordat de grootte door kernelparameters tijdens de systeemstart op 0 is ingesteld. Dit zou vermoedelijk kunnen zijn veroorzaakt door een over het hoofd geziene parameter in het configuratiebestand van LILO:
ramdisk= 0 |
Dit stond in een aantal oudere distributies in voorbeeldconfiguratiebestanden van LILO, en het werd hier geplaatst om eventuele voorgaande kernelinstellingen te overschrijven. Als er een dergelijke regel in voorkomt, verwijder je het.
Als je een ramdisk ter grootte van 0 probeert te gebruiken, kan de werking onvoorspelbaar zijn en in kernelpanics resulteren.
Zorg bij het ophalen van een package altijd dat je de laatste versie ophaalt, tenzij je goede redenen hebt om dit niet te doen.
Dit zijn bronnen voor distributie-bootdisks. Gebruik alsjeblieft één van de mirror-sites om de load op deze machines te beperken.
In aanvulling op de distributie-bootdisks zijn de volgende rescue-diskimages beschikbaar. Tenzij anders aangegeven, zijn ze te vinden in de directory http://metalab.unc.edu/pub/Linux/system/recovery/!INDEX.html
tomsrtbt, door Tom Oehser, is een enkele boot-/rootdisk gebaseerd op kernel 2.0, met een grote set mogelijkheden en ondersteunings programma's. Het biedt ondersteuning voor IDE, SCSI, tape, netwerkadaptors, PCMCIA en meer. Ongeveer 100 utility-programma's en tools zijn opgenomen voor het herstellen van disks. In het package zijn ook scripts opgenomen voor het deassembleren en herconstrueren van de images zodat zonodig nieuw materiaal kan worden toegevoegd.
rescue02, door John Comyns, is een rescue-disk gebaseerd op kernel 1.3.84 met ondersteuning voor IDE, Adaptec 1542 en NCR53C7,8xx. Het maakt gebruik van ELF binary's, maar heeft genoeg opdrachten zodat het op ieder systeem gebruikt kan worden. Er zijn voor alle andere SCSI-kaarten modules die na het booten kunnen worden geladen. Het werkt waarschijnlijk niet met systemen met 4 mb aan ram aangezien het gebruik maakt van een ramdisk van 3 mb.
resque_disk-2.0.22, door Sergei Viznyuk, is een boot-/rootdisk gebaseerd op kernel 2.0.22 met ingebouwde ondersteuning voor IDE, veel verschillende SCSI-controllers, en ELF/AOUT. Tevens zijn veel modules en nuttige utility's voor het herstellen van een harddisk opgenomen.
cramdisk images, gebaseerd op de 2.0.23 kernel, beschikbaar voor 4 meg en 8 meg machines. Hierin is ondersteuning voor de math emulatie en netwerken (PPP en dial-in script, NE2000, 3C509) opgenomen of ondersteuning voor de parallelle poort ZIP-drive. Deze disk-images zullen op een 386'r met 4MB RAM booten. MSDOS ondersteuning is opgenomen dus je kunt vanaf het net naar een DOS-partitie downloaden.
Op metalab.unc.edu zijn verscheidene packages voor het aanmaken van rescue-disks beschikbaar. Met deze packages specificeer je een set bestanden die moeten worden opgenomen en de software automatiseert (in verschillende mate) de aanmaak van een bootdisk. Zie http://metalab.unc.edu/pub/Linux/system/recovery/!INDEX.html voor meer informatie. Controleer de bestandsdata zorgvuldig. Een aantal packages is verscheidene jaren niet bijgewerkt en zal de aanmaak van een gecomprimeerd rootbestandssysteem die in de ramdisk wordt geladen niet ondersteunen. Zover we weten, is Yard het enige package dat dit wel doet.
Geschreven door Werner Almesberger. Uitstekende bootloader, en de documentatie bevat informatie over de inhoud van de bootsector en de beginfasen van het bootproces.
Ftp vanaf ftp://tsx-11.mit.edu/pub/linux/packages/lilo/. Het is ook beschikbaar op Metalab en mirrors.
Deze zijn vanaf veel bronnen beschikbaar. Kijk in de usenet nieuwsgroepen news.answers en comp.os.linux.announce.
De FAQ is beschikbaar vanaf http://linuxdoc.org/FAQ/Linux-FAQ.html en de HOWTO's van http://linuxdoc.org/HOWTO/HOWTO-INDEX.html. De meeste documentatie voor Linux is te vinden op de homepage van het Linux Documentatie Project.
Een uitstekende beschrijving van de werking van de ramdisk code is te vinden in de documentatie die met de Linux-kernel wordt meegeleverd. Zie /usr/src/linux/Documentation/ramdisk.txt. Het is geschreven door Paul Gortmaker en bevat een sectie over het aanmaken van een gecomprimeerde ramdisk.
Hier zijn wat verwijzingen voor meer info over het Linux bootproces:
In de Linux System Administrators' Guide staat een sectie over het booten.
In het LILO ``Technische overzicht'' staat de definitieve technische, low-level beschrijving van het bootproces, tot aan waar de kernel is gestart.
De broncode is de definitieve leidraad. Hieronder staan een aantal kernelbestanden gerelateerd aan het bootproces. Als je de broncode van de Linux-kernel hebt, kun je deze op je computer vinden onder /usr/src/linux; als alternatief heeft Shigio Yamaguchi ([email protected]) voor het lezen van de kernelbronbestanden een zeer fraaie hypertext kernel browser. Dit zijn een aantal relevante te bekijken bestanden:
Hierin staat assembleercode voor de bootsector zelf.
Hierin staat code voor het decomprimeren van de kernel.
Directory met kernel-initialisatiecode. setup.c definieert het ramdisk word.
Bevat de ramdisk driver. De procedures rd_load en rd_load_image laden blokken vanaf een device naar ramdisk. De procedure identify_ramdisk_image stelt vast welk type bestandssysteem is gevonden en of het is gecomprimeerd.
Vragen over deze foutmeldingen worden zovaak in Usenet gesteld dat we ze hier als een publieke service hebben opgenomen. Deze samenvatting is onttrokken uit Werner Almsberger's LILO User Documentation.
Wanneer LILO zichzelf laadt, geeft het 't woord LILO weer. Iedere letter wordt voor of na het uitvoeren van een bepaalde actie afgedrukt. Als LILO op een bepaald punt faalt, worden de letters tot zover afgedrukt dat ze kunnen worden gebruikt om het probleem te identificeren.
Uitvoer | Probleem |
---|---|
(niets) | Geen enkel onderdeel van LILO werd geladen. LILO is óf niet geïnstalleerd óf de partitie waarop de bootsector voorkomt, is niet actief. |
L | De eerste fase bootloader werd geladen, maar het kan de tweede fase bootloader niet laden. De uit twee cijfers bestaande foutcode geeft het type probleem aan. (Zie ook de sectie ``Disk foutcodes''.) Dit geeft meestal aan dat er een media storing is óf een onjuiste geometrie (b.v. verkeerde diskparameters). |
LI | De eerste fase bootloader kon de tweede fase bootloader laden, maar lukte het niet het uit te voeren. Dit kan óf worden veroorzaakt door een onjuiste geometrie óf door het verplaatsen van /boot/boot.b zonder dat de map-installer werd uitgevoerd. |
LIL | De tweede fase bootloader is gestart, maar het kan de descriptor tabel vanuit het map-bestand niet laden. Dit wordt meestal veroorzaakt door een storing aan media of door een onjuiste geometrie. |
LIL? | De tweede fase bootloader is op een onjuist adres geladen. Dit wordt meestal door een subtiel onjuiste geometrie veroorzaakt óf doordat de /boot/boot.b werd verplaatst zonder dat de map-installer werd uitgevoerd. |
LIL- | De descriptor tabel is beschadigd. Dit kan óf worden veroorzaakt door een onjuiste geometrie of door het verplaatsen van /boot/map zonder de map-installer uit te voeren. |
LILO | Alle onderdelen van LILO zijn succesvol geïnstalleerd. |
Als de BIOS een fout signaleert wanneer LILO een bootimage probeert te laden, wordt de bijbehorende foutcode weergegeven. Deze codes variëren van 0x00 tot en met 0xbb. Zie de LILO Gebruikersgids voor een uitleg van deze foutcodes.
/: drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 bin drwx--x--x 2 root root 4096 Nov 1 15:39 dev drwx--x--x 3 root root 1024 Nov 1 15:39 etc drwx--x--x 4 root root 1024 Nov 1 15:39 lib drwx--x--x 5 root root 1024 Nov 1 15:39 mnt drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 proc drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 root drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 sbin drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 tmp drwx--x--x 7 root root 1024 Nov 1 15:39 usr drwx--x--x 5 root root 1024 Nov 1 15:39 var /bin: -rwx--x--x 1 root root 62660 Nov 1 15:39 ash -rwx--x--x 1 root root 9032 Nov 1 15:39 cat -rwx--x--x 1 root root 10276 Nov 1 15:39 chmod -rwx--x--x 1 root root 9592 Nov 1 15:39 chown -rwx--x--x 1 root root 23124 Nov 1 15:39 cp -rwx--x--x 1 root root 23028 Nov 1 15:39 date -rwx--x--x 1 root root 14052 Nov 1 15:39 dd -rwx--x--x 1 root root 14144 Nov 1 15:39 df -rwx--x--x 1 root root 69444 Nov 1 15:39 egrep -rwx--x--x 1 root root 395 Nov 1 15:39 false -rwx--x--x 1 root root 69444 Nov 1 15:39 fgrep -rwx--x--x 1 root root 69444 Nov 1 15:39 grep -rwx--x--x 3 root root 45436 Nov 1 15:39 gunzip -rwx--x--x 3 root root 45436 Nov 1 15:39 gzip -rwx--x--x 1 root root 8008 Nov 1 15:39 hostname -rwx--x--x 1 root root 12736 Nov 1 15:39 ln -rws--x--x 1 root root 15284 Nov 1 15:39 login -rwx--x--x 1 root root 29308 Nov 1 15:39 ls -rwx--x--x 1 root root 8268 Nov 1 15:39 mkdir -rwx--x--x 1 root root 8920 Nov 1 15:39 mknod -rwx--x--x 1 root root 24836 Nov 1 15:39 more -rws--x--x 1 root root 37640 Nov 1 15:39 mount -rwx--x--x 1 root root 12240 Nov 1 15:39 mt -rwx--x--x 1 root root 12932 Nov 1 15:39 mv -r-x--x--x 1 root root 12324 Nov 1 15:39 ps -rwx--x--x 1 root root 5388 Nov 1 15:39 pwd -rwx--x--x 1 root root 10092 Nov 1 15:39 rm lrwxrwxrwx 1 root root 3 Nov 1 15:39 sh -> ash -rwx--x--x 1 root root 25296 Nov 1 15:39 stty -rws--x--x 1 root root 12648 Nov 1 15:39 su -rwx--x--x 1 root root 4444 Nov 1 15:39 sync -rwx--x--x 1 root root 110668 Nov 1 15:39 tar -rwx--x--x 1 root root 19712 Nov 1 15:39 touch -rwx--x--x 1 root root 395 Nov 1 15:39 true -rws--x--x 1 root root 19084 Nov 1 15:39 umount -rwx--x--x 1 root root 5368 Nov 1 15:39 uname -rwx--x--x 3 root root 45436 Nov 1 15:39 zcat /dev: lrwxrwxrwx 1 root root 6 Nov 1 15:39 cdrom -> cdu31a brw-rw-r-- 1 root root 15, 0 May 5 1998 cdu31a crw------- 1 root root 4, 0 Nov 1 15:29 console crw-rw-rw- 1 root uucp 5, 64 Sep 9 19:46 cua0 crw-rw-rw- 1 root uucp 5, 65 May 5 1998 cua1 crw-rw-rw- 1 root uucp 5, 66 May 5 1998 cua2 crw-rw-rw- 1 root uucp 5, 67 May 5 1998 cua3 brw-rw---- 1 root floppy 2, 0 Aug 8 13:54 fd0 brw-rw---- 1 root floppy 2, 36 Aug 8 13:54 fd0CompaQ brw-rw---- 1 root floppy 2, 84 Aug 8 13:55 fd0D1040 brw-rw---- 1 root floppy 2, 88 Aug 8 13:55 fd0D1120 brw-rw---- 1 root floppy 2, 12 Aug 8 13:54 fd0D360 brw-rw---- 1 root floppy 2, 16 Aug 8 13:54 fd0D720 brw-rw---- 1 root floppy 2, 120 Aug 8 13:55 fd0D800 brw-rw---- 1 root floppy 2, 32 Aug 8 13:54 fd0E2880 brw-rw---- 1 root floppy 2, 104 Aug 8 13:55 fd0E3200 brw-rw---- 1 root floppy 2, 108 Aug 8 13:55 fd0E3520 brw-rw---- 1 root floppy 2, 112 Aug 8 13:55 fd0E3840 brw-rw---- 1 root floppy 2, 28 Aug 8 13:54 fd0H1440 brw-rw---- 1 root floppy 2, 124 Aug 8 13:55 fd0H1600 brw-rw---- 1 root floppy 2, 44 Aug 8 13:55 fd0H1680 brw-rw---- 1 root floppy 2, 60 Aug 8 13:55 fd0H1722 brw-rw---- 1 root floppy 2, 76 Aug 8 13:55 fd0H1743 brw-rw---- 1 root floppy 2, 96 Aug 8 13:55 fd0H1760 brw-rw---- 1 root floppy 2, 116 Aug 8 13:55 fd0H1840 brw-rw---- 1 root floppy 2, 100 Aug 8 13:55 fd0H1920 lrwxrwxrwx 1 root root 7 Nov 1 15:39 fd0H360 -> fd0D360 lrwxrwxrwx 1 root root 7 Nov 1 15:39 fd0H720 -> fd0D720 brw-rw---- 1 root floppy 2, 52 Aug 8 13:55 fd0H820 brw-rw---- 1 root floppy 2, 68 Aug 8 13:55 fd0H830 brw-rw---- 1 root floppy 2, 4 Aug 8 13:54 fd0d360 brw-rw---- 1 root floppy 2, 8 Aug 8 13:54 fd0h1200 brw-rw---- 1 root floppy 2, 40 Aug 8 13:54 fd0h1440 brw-rw---- 1 root floppy 2, 56 Aug 8 13:55 fd0h1476 brw-rw---- 1 root floppy 2, 72 Aug 8 13:55 fd0h1494 brw-rw---- 1 root floppy 2, 92 Aug 8 13:55 fd0h1600 brw-rw---- 1 root floppy 2, 20 Aug 8 13:54 fd0h360 brw-rw---- 1 root floppy 2, 48 Aug 8 13:55 fd0h410 brw-rw---- 1 root floppy 2, 64 Aug 8 13:55 fd0h420 brw-rw---- 1 root floppy 2, 24 Aug 8 13:54 fd0h720 brw-rw---- 1 root floppy 2, 80 Aug 8 13:55 fd0h880 brw-rw---- 1 root disk 3, 0 May 5 1998 hda brw-rw---- 1 root disk 3, 1 May 5 1998 hda1 brw-rw---- 1 root disk 3, 2 May 5 1998 hda2 brw-rw---- 1 root disk 3, 3 May 5 1998 hda3 brw-rw---- 1 root disk 3, 4 May 5 1998 hda4 brw-rw---- 1 root disk 3, 5 May 5 1998 hda5 brw-rw---- 1 root disk 3, 6 May 5 1998 hda6 brw-rw---- 1 root disk 3, 64 May 5 1998 hdb brw-rw---- 1 root disk 3, 65 May 5 1998 hdb1 brw-rw---- 1 root disk 3, 66 May 5 1998 hdb2 brw-rw---- 1 root disk 3, 67 May 5 1998 hdb3 brw-rw---- 1 root disk 3, 68 May 5 1998 hdb4 brw-rw---- 1 root disk 3, 69 May 5 1998 hdb5 brw-rw---- 1 root disk 3, 70 May 5 1998 hdb6 crw-r----- 1 root kmem 1, 2 May 5 1998 kmem crw-r----- 1 root kmem 1, 1 May 5 1998 mem lrwxrwxrwx 1 root root 12 Nov 1 15:39 modem -> ttyS1 lrwxrwxrwx 1 root root 12 Nov 1 15:39 mouse -> psaux crw-rw-rw- 1 root root 1, 3 May 5 1998 null crwxrwxrwx 1 root root 10, 1 Oct 5 20:22 psaux brw-r----- 1 root disk 1, 1 May 5 1998 ram brw-rw---- 1 root disk 1, 0 May 5 1998 ram0 brw-rw---- 1 root disk 1, 1 May 5 1998 ram1 brw-rw---- 1 root disk 1, 2 May 5 1998 ram2 brw-rw---- 1 root disk 1, 3 May 5 1998 ram3 brw-rw---- 1 root disk 1, 4 May 5 1998 ram4 brw-rw---- 1 root disk 1, 5 May 5 1998 ram5 brw-rw---- 1 root disk 1, 6 May 5 1998 ram6 brw-rw---- 1 root disk 1, 7 May 5 1998 ram7 brw-rw---- 1 root disk 1, 8 May 5 1998 ram8 brw-rw---- 1 root disk 1, 9 May 5 1998 ram9 lrwxrwxrwx 1 root root 4 Nov 1 15:39 ramdisk -> ram0 *** Ik heb slechts die devices voor de IDE-partities opgenomen, waar *** ik gebruik van maak. Als je gebruik maakt van SCSI, gebruik dan *** in plaats daarvan de /dev/sdXX devices. crw------- 1 root root 4, 0 May 5 1998 tty0 crw-w----- 1 root tty 4, 1 Nov 1 15:39 tty1 crw------- 1 root root 4, 2 Nov 1 15:29 tty2 crw------- 1 root root 4, 3 Nov 1 15:29 tty3 crw------- 1 root root 4, 4 Nov 1 15:29 tty4 crw------- 1 root root 4, 5 Nov 1 15:29 tty5 crw------- 1 root root 4, 6 Nov 1 15:29 tty6 crw------- 1 root root 4, 7 May 5 1998 tty7 crw------- 1 root tty 4, 8 May 5 1998 tty8 crw------- 1 root tty 4, 9 May 8 12:57 tty9 crw-rw-rw- 1 root root 4, 65 Nov 1 12:17 ttyS1 crw-rw-rw- 1 root root 1, 5 May 5 1998 zero /etc: -rw------- 1 root root 164 Nov 1 15:39 conf.modules -rw------- 1 root root 668 Nov 1 15:39 fstab -rw------- 1 root root 71 Nov 1 15:39 gettydefs -rw------- 1 root root 389 Nov 1 15:39 group -rw------- 1 root root 413 Nov 1 15:39 inittab -rw------- 1 root root 65 Nov 1 15:39 issue -rw-r--r-- 1 root root 746 Nov 1 15:39 ld.so.cache -rw------- 1 root root 32 Nov 1 15:39 motd -rw------- 1 root root 949 Nov 1 15:39 nsswitch.conf drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 pam.d -rw------- 1 root root 139 Nov 1 15:39 passwd -rw------- 1 root root 516 Nov 1 15:39 profile -rwx--x--x 1 root root 387 Nov 1 15:39 rc -rw------- 1 root root 55 Nov 1 15:39 shells -rw------- 1 root root 774 Nov 1 15:39 termcap -rw------- 1 root root 78 Nov 1 15:39 ttytype lrwxrwxrwx 1 root root 15 Nov 1 15:39 utmp -> ../var/run/utmp lrwxrwxrwx 1 root root 15 Nov 1 15:39 wtmp -> ../var/log/wtmp /etc/pam.d: -rw------- 1 root root 356 Nov 1 15:39 other /lib: -rwxr-xr-x 1 root root 45415 Nov 1 15:39 ld-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 11 Nov 1 15:39 ld-linux.so.2 -> ld-2.0.7.so -rwxr-xr-x 1 root root 731548 Nov 1 15:39 libc-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 13 Nov 1 15:39 libc.so.6 -> libc-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 17 Nov 1 15:39 libcom_err.so.2 -> libcom_err.so.2.0 -rwxr-xr-x 1 root root 6209 Nov 1 15:39 libcom_err.so.2.0 -rwxr-xr-x 1 root root 153881 Nov 1 15:39 libcrypt-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 17 Nov 1 15:39 libcrypt.so.1 -> libcrypt-2.0.7.so -rwxr-xr-x 1 root root 12962 Nov 1 15:39 libdl-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 14 Nov 1 15:39 libdl.so.2 -> libdl-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 16 Nov 1 15:39 libext2fs.so.2 -> libext2fs.so.2.4 -rwxr-xr-x 1 root root 81382 Nov 1 15:39 libext2fs.so.2.4 -rwxr-xr-x 1 root root 25222 Nov 1 15:39 libnsl-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 15 Nov 1 15:39 libnsl.so.1 -> libnsl-2.0.7.so -rwx--x--x 1 root root 178336 Nov 1 15:39 libnss_files-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 21 Nov 1 15:39 libnss_files.so.1 -> libnss_files-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 14 Nov 1 15:39 libpam.so.0 -> libpam.so.0.64 -rwxr-xr-x 1 root root 26906 Nov 1 15:39 libpam.so.0.64 lrwxrwxrwx 1 root root 19 Nov 1 15:39 libpam_misc.so.0 -> libpam_misc.so.0.64 -rwxr-xr-x 1 root root 7086 Nov 1 15:39 libpam_misc.so.0.64 -r-xr-xr-x 1 root root 35615 Nov 1 15:39 libproc.so.1.2.6 lrwxrwxrwx 1 root root 15 Nov 1 15:39 libpwdb.so.0 -> libpwdb.so.0.54 -rw-r-r--- 1 root root 121899 Nov 1 15:39 libpwdb.so.0.54 lrwxrwxrwx 1 root root 19 Nov 1 15:39 libtermcap.so.2 -> libtermcap.so.2.0.8 -rwxr-xr-x 1 root root 12041 Nov 1 15:39 libtermcap.so.2.0.8 -rwxr-xr-x 1 root root 12874 Nov 1 15:39 libutil-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 16 Nov 1 15:39 libutil.so.1 -> libutil-2.0.7.so lrwxrwxrwx 1 root root 14 Nov 1 15:39 libuuid.so.1 -> libuuid.so.1.1 -rwxr-xr-x 1 root root 8039 Nov 1 15:39 libuuid.so.1.1 drwx--x--x 3 root root 1024 Nov 1 15:39 modules drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 security /lib/modules: drwx--x--x 4 root root 1024 Nov 1 15:39 2.0.35 /lib/modules/2.0.35: drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 block drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 cdrom /lib/modules/2.0.35/block: drwx------ 1 root root 7156 Nov 1 15:39 loop.o /lib/modules/2.0.35/cdrom: drwx------ 1 root root 24108 Nov 1 15:39 cdu31a.o /lib/security: -rwx--x--x 1 root root 8771 Nov 1 15:39 pam_permit.so *** Directory stubs voor het mounten /mnt: drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 cdrom drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 floppy /proc: /root: -rw------- 1 root root 176 Nov 1 15:39 .bashrc -rw------- 1 root root 182 Nov 1 15:39 .cshrc -rwx--x--x 1 root root 455 Nov 1 15:39 .profile -rw------- 1 root root 4014 Nov 1 15:39 .tcshrc /sbin: -rwx--x--x 1 root root 23976 Nov 1 15:39 depmod -rwx--x--x 2 root root 274600 Nov 1 15:39 e2fsck -rwx--x--x 1 root root 41268 Nov 1 15:39 fdisk -rwx--x--x 1 root root 9396 Nov 1 15:39 fsck -rwx--x--x 2 root root 274600 Nov 1 15:39 fsck.ext2 -rwx--x--x 1 root root 29556 Nov 1 15:39 getty -rwx--x--x 1 root root 6620 Nov 1 15:39 halt -rwx--x--x 1 root root 23116 Nov 1 15:39 init -rwx--x--x 1 root root 25612 Nov 1 15:39 insmod -rwx--x--x 1 root root 10368 Nov 1 15:39 kerneld -rwx--x--x 1 root root 110400 Nov 1 15:39 ldconfig -rwx--x--x 1 root root 6108 Nov 1 15:39 lsmod -rwx--x--x 2 root root 17400 Nov 1 15:39 mke2fs -rwx--x--x 1 root root 4072 Nov 1 15:39 mkfs -rwx--x--x 2 root root 17400 Nov 1 15:39 mkfs.ext2 -rwx--x--x 1 root root 5664 Nov 1 15:39 mkswap -rwx--x--x 1 root root 22032 Nov 1 15:39 modprobe lrwxrwxrwx 1 root root 4 Nov 1 15:39 reboot -> halt -rwx--x--x 1 root root 7492 Nov 1 15:39 rmmod -rwx--x--x 1 root root 12932 Nov 1 15:39 shutdown lrwxrwxrwx 1 root root 6 Nov 1 15:39 swapoff -> swapon -rwx--x--x 1 root root 5124 Nov 1 15:39 swapon lrwxrwxrwx 1 root root 4 Nov 1 15:39 telinit -> init -rwx--x--x 1 root root 6944 Nov 1 15:39 update /tmp: /usr: drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 bin drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 lib drwx--x--x 3 root root 1024 Nov 1 15:39 man drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 sbin drwx--x--x 3 root root 1024 Nov 1 15:39 share lrwxrwxrwx 1 root root 10 Nov 1 15:39 tmp -> ../var/tmp /usr/bin: -rwx--x--x 1 root root 37164 Nov 1 15:39 afio -rwx--x--x 1 root root 5044 Nov 1 15:39 chroot -rwx--x--x 1 root root 10656 Nov 1 15:39 cut -rwx--x--x 1 root root 63652 Nov 1 15:39 diff -rwx--x--x 1 root root 12972 Nov 1 15:39 du -rwx--x--x 1 root root 56552 Nov 1 15:39 find -r-x--x--x 1 root root 6280 Nov 1 15:39 free -rwx--x--x 1 root root 7680 Nov 1 15:39 head -rwx--x--x 1 root root 8504 Nov 1 15:39 id -r-sr-xr-x 1 root bin 4200 Nov 1 15:39 passwd -rwx--x--x 1 root root 14856 Nov 1 15:39 tail -rwx--x--x 1 root root 19008 Nov 1 15:39 tr -rwx--x--x 1 root root 7160 Nov 1 15:39 wc -rwx--x--x 1 root root 4412 Nov 1 15:39 whoami /usr/lib: lrwxrwxrwx 1 root root 17 Nov 1 15:39 libncurses.so.4 -> libncurses.so.4.2 -rw-r-r--- 1 root root 260474 Nov 1 15:39 libncurses.so.4.2 /usr/sbin: -r-x--x--x 1 root root 13684 Nov 1 15:39 fuser -rwx--x--x 1 root root 3876 Nov 1 15:39 mklost+found /usr/share: drwx--x--x 4 root root 1024 Nov 1 15:39 terminfo /usr/share/terminfo: drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 l drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 v /usr/share/terminfo/l: -rw------- 1 root root 1552 Nov 1 15:39 linux -rw------- 1 root root 1516 Nov 1 15:39 linux-m -rw------- 1 root root 1583 Nov 1 15:39 linux-nic /usr/share/terminfo/v: -rw------- 2 root root 1143 Nov 1 15:39 vt100 -rw------- 2 root root 1143 Nov 1 15:39 vt100-am /var: drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 log drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 run drwx--x--x 2 root root 1024 Nov 1 15:39 tmp /var/log: -rw------- 1 root root 0 Nov 1 15:39 wtmp /var/run: -rw------- 1 root root 0 Nov 1 15:39 utmp /var/tmp: |
total 579 -rwxr-xr-x 1 root root 42333 Jul 28 19:05 cpio -rwxr-xr-x 1 root root 32844 Aug 28 19:50 debugfs -rwxr-xr-x 1 root root 103560 Jul 29 21:31 elvis -rwxr-xr-x 1 root root 29536 Jul 28 19:04 fdisk -rw-r-r--- 1 root root 128254 Jul 28 19:03 ftape.o -rwxr-xr-x 1 root root 17564 Jul 25 03:21 ftmt -rwxr-xr-x 1 root root 64161 Jul 29 20:47 grep -rwxr-xr-x 1 root root 45309 Jul 29 20:48 gzip -rwxr-xr-x 1 root root 23560 Jul 28 19:04 insmod -rwxr-xr-x 1 root root 118 Jul 28 19:04 lsmod lrwxrwxrwx 1 root root 5 Jul 28 19:04 mt -> mt-st -rwxr-xr-x 1 root root 9573 Jul 28 19:03 mt-st lrwxrwxrwx 1 root root 6 Jul 28 19:05 rmmod -> insmod -rwxr-xr-x 1 root root 104085 Jul 28 19:05 tar lrwxrwxrwx 1 root root 5 Jul 29 21:35 vi -> elvis |
[1] | De directorystructuur die hier wordt gepresenteerd is alleen voor het gebruik van een rootdiskette. Echte Linux-systemen hebben een complexere en meer gedisciplineerde set gedragslijnen, genaamd de Filesystem Hierarchy Standard, voor het vaststellen waar welke bestanden in staan). |